![logo-zwart logo-zwart](/export/ad/ad59329DJKqloqcjh.jpeg)
Jurisprudentie
BJ6639
Datum uitspraak2009-09-02
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808004/1/H2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808004/1/H2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 24 april 2008 heeft het College voor zorgverzekeringen (hierna: het CvZ) geweigerd de aan [appellant] verstrekte verklaring als bedoeld in artikel 21, zesde lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (hierna: het Besluit) te verlengen.
Uitspraak
200808004/1/H2.
Datum uitspraak: 2 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het College voor zorgverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2008 heeft het College voor zorgverzekeringen (hierna: het CvZ) geweigerd de aan [appellant] verstrekte verklaring als bedoeld in artikel 21, zesde lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (hierna: het Besluit) te verlengen.
Bij besluit van 22 september 2008 heeft het CvZ het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 oktober 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 december 2008.
Het CvZ heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.G. Sijmons, advocaat te Zwolle, en het CvZ, vertegenwoordigd door M.C.D. van der Herberg, en mr. R.G. van der Wissel, beiden werkzaam bij het CvZ, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, onder a, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet degene die ingezetene is.
Ingevolge het derde lid kan, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, in afwijking van het eerste lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring der verzekerden. In die algemene maatregel van bestuur kan aan het CvZ worden opgedragen op een aanvraag van een belanghebbende die bij de algemene maatregel van bestuur van de verzekering ingevolge deze wet is uitgezonderd, een verklaring af te geven dat hij niet is verzekerd.
Het Besluit bevat de algemene maatregel van bestuur als hier bedoeld.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, van het Besluit is niet verzekerd op grond van de AWBZ de persoon die in Nederland woont, doch die met toepassing van een verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen of van een door Nederland met een of meer andere staten gesloten verdrag inzake sociale zekerheid, in Nederland recht kan doen gelden op verstrekkingen die hem in beginsel worden verleend ten laste van een andere Lid-Staat van de Europese Unie dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of een staat waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten.
Ingevolge het zesde lid, voor zover thans van belang, geeft het CvZ op aanvraag van de persoon, bedoeld in het eerste lid, een verklaring af dat hij niet verzekerd is.
Een verordening als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van het Besluit is Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de gemeenschap verplaatsen (hierna: de Verordening). Titel I van de Verordening bevat de artikelen 1 tot en met 12 die betrekking hebben op definities, begrippen en non-cumulatie van uitkeringen. De artikelen 13 tot en met 17bis zijn opgenomen in Titel II. Deze titel heeft betrekking op de vaststelling van de toe te passen wetgeving. Titel III bevat bijzondere bepalingen met betrekking tot de verschillende soorten prestaties. Afdeling 5 van deze titel (artikelen 27 tot en met 34) ziet op pensioen- of rentetrekkers en hun gezinsleden.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, voor zover thans van belang, zijn degenen op wie deze Verordening van toepassing is, slechts aan de wetgeving van één enkele lidstaat onderworpen. De toe te passen wetgeving wordt overeenkomstig de bepaling van titel II vastgesteld.
Ingevolge het tweede lid, onder a, is op degene die op het grondgebied van een Lid-Staat werkzaamheden in loondienst uitoefent, de wetgeving van die Staat van toepassing zelfs indien hij op het grondgebied van een andere Lid- Staat woont of indien de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever waarbij hij werkzaam is, zich bevindt op het grondgebied van een andere Lid-Staat.
Ingevolge het tweede lid, onder f, is op degene die ophoudt onderworpen te zijn aan de wettelijke regeling van een Lid-Staat zonder dat hij opgrond van één van de in de voorgaande punten genoemde regels of van één van de in de artikelen 14 tot en met 17 bedoelde uitzonderingen of bijzondere regels aan de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat wordt onderworpen, de wettelijke regeling van toepassing van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont overeenkomstig de bepalingen van deze wettelijke regeling alleen.
Ingevolge artikel 27, voor zover thans van belang, krijgt de rechthebbende op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer Lid-Staten, waaronder de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woonachtig is, die recht heeft op prestaties op grond van de wettelijke regeling van laatstbedoelde Lid-Staat, eventueel met inachtneming van bijlage VI, prestaties van het orgaan van de woonplaats en voor rekening van dit orgaan, alsof de betrokkene uitsluitend recht had op een pensioen of rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van deze Lid-Staat.
Ingevolge artikel 33, eerste lid, is het orgaan van een Lid-Staat dat een pensioen of rente verschuldigd is en dat een wettelijke regeling toepast waarin is bepaald, dat voor rekening van een pensioen of rentetrekker bijdragen of premies worden ingehouden om de kosten van de prestaties bij ziekte en moederschap te dekken, gemachtigd deze bedragen, berekend overeenkomstig de betrokken wettelijke regeling, in te houden op het pensioen of de rente welke dit orgaan verschuldigd is, voor zover de prestaties krachtens de artikelen 27, 28, 28 bis, 29, 31 en 32 voor rekening van een orgaan van bedoelde Lid-Staat komen.
2.2. [appellant] is laatstelijk werkzaam geweest in Frankrijk. Vanaf 1 mei 2003 ontvangt hij een Frans staatspensioen, waardoor hij is onderworpen aan de sociale zekerheidswetgeving van Frankrijk en daardoor aanspraken heeft op medische verstrekkingen uit hoofde van een Franse ziektekostenverzekering. Vanaf het jaar 2005 ontvangt [appellant] tevens een gekort, beperkt ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (hierna: de AOW). [appellant] woont sedert 2004 in Nederland. Vanaf de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet op 1 januari 2006 voldoet hij als Nederlandse ingezetene aan de voorwaarden voor ziektekostenverzekering in Nederland.
2.3. Het CvZ heeft bij het besluit van 24 april 2008 geweigerd de aan [appellant] verstrekte verklaring als bedoeld in artikel 21, zesde lid, van het Besluit te verlengen, omdat [appellant] vanaf 1 januari 2006 voor ziektekosten verzekerd is op grond van de Zorgverzekeringswet, zodat de kosten voor zorg ingevolge voornoemd artikel voor rekening van zijn woonland Nederland komen. Bij samenloop van pensioenen van verschillende lidstaten komen ingevolge artikel 27 van de Verordening de kosten van zorg voor rekening van het woonland indien de betrokkene daar voldoet aan de voorwaarden voor de wettelijke regeling inzake de ziektekostenverzekering, aldus het CvZ.
2.4. [appellant] betoogt in de eerste plaats dat het CvZ heeft miskend dat artikel 27 van de Verordening niet van toepassing is. Daartoe voert hij aan dat uit artikel 13 van de Verordening volgt dat slechts één sociale zekerheidsstelsel van toepassing kan zijn. De bepalingen van Titel II van de Verordening vormen een volledig en gesloten stelsel van conflictregels. Titel III, waarin artikel 27 is opgenomen, ziet slechts op de coördinatie van uitvoering, zodat aan artikel 27 niet de betekenis toekomt die het CvZ daaraan gehecht wil zien.
2.4.1. Zoals blijkt uit onder meer overweging 25 van het arrest van het Hof van Justitie van 11 november 2004 in de zaak Adanez-Vega (C-372/02) (Jur. 2004, p. I-10761) voorziet Titel II van de Verordening in de algemene aanknopingsregels voor het vaststellen van de toe te passen wetgeving. In artikel 13 van de Verordening is de algemene aanknopingsregel neergelegd dat op degene die op het grondgebied van een Lid-Staat werkzaamheden in loondienst uitoefent, de wetgeving van die Staat van toepassing is. Omdat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie, waaronder voormeld arrest Adanez-Vega, artikel 13, tweede lid, onder a, ook van toepassing is op personen die definitief hun werkzaamheden hebben stopgezet, is de Franse wetgeving in beginsel de op [appellant] toe te passen wetgeving. Niet in geschil is dat de Franse sociale zekerheidswetgeving, waaraan [appellant] eerder was onderworpen, niet is opgehouden op hem van toepassing te zijn. Derhalve leidt artikel 13, tweede lid, onder f, van de Verordening er niet toe dat de wetgeving van het woonland op hem van toepassing is geworden. Uit het voormelde arrest van het Hof van Justitie, in het bijzonder de overwegingen 19 en 27, blijkt evenwel dat in bepaalde domeinen uitzonderingen bestaan op de algemene aanknopingsregels van Titel II.
Derhalve moet worden nagegaan of de bijzondere aanknopingsregels van Titel III voorzien in de toepassing van een andere wettelijke regeling dan de Franse. De artikelen 27 tot en met 34 van Titel III van de Verordening bevatten bijzondere bepalingen met betrekking tot prestaties bij ziekte jegens pensioengerechtigden en hun gezinsleden. In het aldus bij de Verordening ingevoerde stelsel komen de verstrekkingen altijd voor rekening van één ter zake van het pensioen bevoegde lidstaat, voor zover de pensioentrekker op grond van de wettelijke regeling van deze lidstaat recht op deze verstrekkingen heeft, zoals ook het Hof van Justitie bij het arrest van 10 mei 2001 in de overwegingen 44 en volgende van de zaak Rundgren (C-389/99) (Jur. 2001, p. I-3731) heeft overwogen. Bezien moet worden of de bepalingen van deze titel voorzien in de toepassing van de Nederlandse wettelijke regeling.
Ingevolge artikel 27 van de Verordening krijgt de rechthebbende op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer Lid-Staten, waaronder de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woonachtig is, die recht heeft op prestaties op grond van de wettelijke regeling van laatstbedoelde Lid-Staat prestaties van het orgaan van de woonplaats en voor rekening van dit orgaan, alsof de betrokkene uitsluitend recht had op een pensioen of rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van deze Lid-Staat. Omdat [appellant] in zowel Frankrijk als Nederland een pensioen ontvangt en sedert 1 januari 2006 als ingezetene in Nederland onder de Zorgverzekeringswet valt, heeft hij ingevolge artikel 27 van de Verordening wat betreft de ziektekosten recht op prestaties in Nederland.
Het CvZ heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat uit artikel 27 van de Verordening volgt dat de kosten van zorg voor rekening van Nederland komen. Reeds hierom kan het betoog van [appellant] dat het CvZ geen juiste toepassing heeft gegeven aan artikel 21 van het Besluit omdat de verstrekkingen die hem worden verleend ten laste van Frankrijk komen, niet slagen.
Het betoog faalt.
2.5. Voor zover [appellant] betoogt dat de bijdragen of premies voor de ziektekostenverzekering niet kunnen worden geheven in Nederland nu deze in Frankrijk worden geheven faalt dit betoog, reeds omdat uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat [appellant] de krachtens de Verordening geldende procedures ter voorkoming van dubbele premieheffing heeft gevolgd door het toezenden van een kennisgeving aan de betrokken instanties.
2.6. Het betoog dat [appellant] in Nederland volgens de Sociale Verzekeringsbank niet verplicht is verzekerd, omdat hij van rechtswege verplicht verzekerd is gebleven in Frankrijk en derhalve ook in dit kader niet verplicht verzekerd kan zijn in Nederland, leidt evenmin tot een ander oordeel, nu die vaststelling van de Sociale Verzekeringsbank niet ziet op prestaties bij ziekte voor rechthebbenden op een uitkering wegens ouderdom en artikel 21 van het Besluit niet van toepassing is op die vaststelling.
2.7. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. K.J.M. Mortelmans en mr. Th.C. van Sloten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009
362.